Pensioencommunicatie

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in 2011 een commissie aan het werk gezet om de pensioencommunicatie te verbeteren. Ze hebben 30 aanbevelingen op een rij gezet. Het moet gezegd worden; daar zitten best goede plannen tussen.

Nu mag iedereen nog even zijn/haar plas overheen doen via een internetconsultatie en dan maken ze van al die aanbevelingen een Wet.

Maar ik twijfel aan de aanbevelingen. Laat me het uitleggen.

Ik had bij een vorige werkgever te maken met een baas die, als ik met een goed plan aankwam, mij steevast de vraag stelde “Weet je het zeker?” Als ik ook maar iets twijfelde, stuurde hij me terug.

Momenteel voel ik mij als mijn oude baas die aan de commissie vraagt “Weten jullie zeker dat dit dé oplossing is?” Ik denk namelijk dat het niet gaat werken. Als bijdrage aan de discussie houd ik ze mijn filosofie voor. Hieronder mijn bijdrage (pdf) aan de internetconsultatie van het ministerie. 

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Den Haag
Betreft: Reactie op het rapport in duidelijke taal en het bijbehorende voorontwerp wet en memorie van toelichting.

Datum: januari 2014

Geachte heer/mevrouw,

Allereerst ben ik verbaasd over de opmerkingen dat “ alle relevante partijen er aan hebben meegedaan ”. Een indrukwekkend rijtje van instituties en deskundigen maar geen pensioenadviseurs, verzekeringsadviseurs, belastingadviseurs of bankadviseurs. Zelfs in het rijtje “ verantwoordelijken” zijn ze niet opgenomen terwijl er bij die adviseurs vaak zelfs een wettelijke zorgplicht ligt rondom pensioencommunicatie. Bovendien zijn het juist deze professionals die dagelijks tijdens hun pensioengesprekken met consumenten zien waar het mis gaat met pensioencommunicatie. Deze gemiste kans op een additionele en waardevolle inbreng kan nauwelijks worden opgelost door deze internet consultatie.

Aanbeveling 31. Er zijn voldoende goede organisaties die deze groepen kunnen vertegenwoordigen. Nodig ze eens uit.

Ik ga een poging wagen de aanbevelingen een andere alternatieve denkwijze mee te geven.

Zonder het onderzoek van TNS-NIPO te diskwalificeren, is het goed kritisch te zijn naar de wensen en meningen die consumenten geven tijdens onderzoeken. Een voorbeeld lijkt de conclusie dat een consument via een “pensioendashboard” graag alles digitaal duidelijk wil krijgen. Het klinkt als een gewenst antwoord afgegeven door een onbedoeld sturende vraagstelling.

Het is goed om te realiseren dat de aandacht voor het onderwerp pensioen vanzelf stijgt naar mate de pensioenleeftijd dichterbij komt. In welke vorm pensioeninformatie op dat moment voorhanden is, maakt niet veel uit. De consument zal op die momenten altijd bereid zijn zich grondig te verdiepen in de materie. Dat doen ze ook zonder pensioendashboard of alle andere verbeteringen in de pensioencommunicatie. Geenszins wil ik daarmee betogen dat daarmee de aanbevelingen geen verbetering zal geven. Maar alle initiatieven op dat gebied de afgelopen jaren laten slechts een slagveld zien van goede bedoelingen. Het bewijs is de gevoelde noodzaak van deze nieuwe communicatieverbeteringsronde.

“ Alles waar het woord pensioen op staat, leg ik terzijde want ik kan er toch niets aan veranderen.” Dat is de meest gehoorde uitspraak tijdens bij mijn gesprekken met consumenten of bij lezingen. Ongeacht leeftijdsgroep, geslacht of opleidingsniveau. Wel of niet in B1 teksten geschreven, pensioendashboard of grappige tekeningen. Het interesseert ze geen moer omdat ze de pensioeninformatie nauwelijks in een breder financieel kader kunnen plaatsen en door de verplichtstelling en het rigide karakter alleen toeschouwer zijn.

Hoe is dat structureel op te lossen? Aanbeveling 32. De enige remedie is voortgaand financieel onderwijs te geven, startend op jonge leeftijd. Maak een educatieplan.

Het woord “educatie” is echter in het geheel niet terug te vinden in het rapport. Alleen een verdwaalde zin “ mensen weten weinig van pensioen ” waar verder geen vervolg aan gegeven wordt.

Mijn dochter is afgestudeerd als bedrijfswetenschapper aan de VU. Nergens in haar hele onderwijstraject is werkelijk serieus een begin gemaakt met financieel onderwijs met als onderwerpen belastingen, sociale voorzieningen, 1e, 2e, 3e pijler, verzekeringen, budgetteren of pensioen. Noch op de basisschool, voorgezet onderwijs of universiteit. Af en toe een projectje en een kort hoofdstuk in een economie boek maar nergens gestructureerd onderwijs. Een taak die ook bij ouders kan liggen maar helaas ontbreekt het daar vaak aan de basiskennis om ze daarin goed te begeleiden.

Aanbeveling 33. Het ministerie van onderwijs en onderwijsdeskundigen toevoegen aan de relevante partijen bij deze consultatie lijkt mij dus een essentiële stap.

Willen we de pensioencommunicatie werkelijk goed van de grond krijgen, lijkt het zaak eerst de meeste energie te besteden aan financieel onderwijs. Alle pensioen-instituties samen moeten toch in staat zijn hier veranderingen in te brengen? Immers, zonder te begrijpen wat de invloed is van wel/niet aftrekbare hypotheekrente, verschil in belastingheffing na 65 jaar, inflatie, vermogensrendementsheffing, etc, etc, etc. verwacht ik dat alle aanbevelingen slechts zeer beperkt de pensioen interesse bij de consument zal verhogen. Alle voorgestelde wijzigingen zullen op rotsige bodem vallen zonder een educatieplan.

Ooit hoop ik op het moment dat een kind door een lesuur op school de volgende vraag stelt aan haar ouders:
“ Papa, als jij dood gaat, hebben mama en ik dan voldoende geld om hier te blijven wonen?”

Dat zal die ouders razendsnel motiveren om zich (wel) te verdiepen in de financiële- en pensioenvragen die ze zichzelf zouden moeten stellen. Dat is economische psychologie van de straat.

Met vriendelijke groeten,
G.J. Doorneweerd
Pensioen- en verzekeringsadviseur