Uitleg Pensioenakkoord – een tussenstand

Een goede uitleg pensioenakkoord is belangrijk voor de komende periodes waarin bedrijven keuzes zullen moeten maken bij een verlenging van een verzekeraarscontract of een nieuwe pensioenregeling. Hieronder verschillende toelichtingen die richting kunnen geven.

Uitleg pensioenakkoord nieuwe pensioencontracten

Middelloon- en eindloonregelingen (DB-regelingen), waarbij min of meer ‘harde’ aanspraken zijn toegekend, zijn straks niet meer toegestaan. Alle regelingen moeten voor 1 januari 2027 zijn aangepast aan de nieuwe wetgeving. Voortaan kunnen alleen nog maar de volgende premieregelingen worden aangeboden:
• De solidaire premieregeling (SPR): mee- en tegenvallers worden gedempt door de leeftijdsafhankelijke risicotoedeling en de verplichte solidariteitsreserve;
• De flexibele premieregeling (FPR): de premie wordt belegd via life-cycles op deelnemersniveau. Is de pensioendatum van de werknemer nog ver weg, dan wordt meer risicovol belegd dan wanneer de pensioendatum dichtbij is. Deelnemers bouwen een persoonlijk pensioenvermogen op;
• De premie-uitkeringsovereenkomst (mag alleen maar door verzekeraars worden uitgevoerd): de premie wordt, net als in de flexibele premieregeling, belegd volgens het life-cycle principe. Vanaf vijftien jaar voor de pensioendatum kunnen deelnemers ervoor kiezen om de premie en/of het opgebouwde kapitaal (deels) aan te wenden voor een vastgestelde uitkering vanaf de pensioendatum.

Belang bij de uitleg pensioenakkoord
De solidaire premieregeling zal met name door bedrijfstakpensioenfondsen en enkele ondernemingspensioenfondsen worden gehanteerd. Bij de solidaire premieregeling is de variabele uitkering op pensioendatum de standaard. Bij de variabele uitkering wordt het pensioenkapitaal
in de uitkeringsfase in een bepaalde mate risicodragend doorbelegd. Voor de flexibele premieregeling geldt een vaste uitkering, tenzij de werkgever hierover andere afspraken maakt. In het consultatie wetsvoorstel was nog de premie-kapitaalovereenkomst opgenomen. Deze is vanwege kritiek uit het wetsvoorstel geschrapt.

Bedrijfspensioen premies en prijzen online

Doorsneepremie uitleg pensioenakkoord

De beschikbare premie binnen de nieuwe regelingen is voor alle leeftijden gelijk (vlakke premie). De pensioenopbouw wordt daarmee per leeftijd ongelijk (degressieve pensioenopbouw). De fiscaal maximale premie bedraagt 30% van de pensioengrondslag. Het premiemaximum wordt telkens voor een periode van 5 jaar vastgesteld. De eerste periode loopt tot 2037. Tot 2037 is het mogelijk, in verband met compensatie, een hogere premie van maximaal 33% af te spreken. Bovenop deze maximumpremie kunnen nog premies voor risicodekkingen en kostenopslagen worden betaald, deze tellen niet mee voor het maximum.

Belang bij de uitleg pensioenakkoord

De huidige beschikbare premieregelingen kennen in de regel een leeftijdsafhankelijke stijgende premiestaffel: hoe ouder de deelnemer des te hoger de premie. Een jongere deelnemer heeft immers nog een veel langere beleggingshorizon dan een deelnemer die vlak voor zijn pensioen zit. Het invoeren van een vlakke premie die voor iedere leeftijd gelijk is, past binnen een evenwichtig beloningsbeleid waarin het beter mogelijk wordt om oudere werknemers duurzaam inzetbaar te houden. Keerzijde hiervan is dat er met name voor oudere deelnemers direct een achteruitgang in premieniveau en pensioenvooruitzicht ontstaat. Voor de werknemers die een nadeel hebben bij het nieuwe pensioenstelsel, kan sprake zijn van een compensatieregeling door middel van verhoging van de premie tot het tijdelijke verhoogd fiscaal maximum van 33%. Een andere optie is om door middel van een (niet fiscaal beperkte) salaristoeslag te compenseren.
In de consultatieversie gold de eis van vlakke premie ook voor de risicopremie. Dat vonden een aantal belanghebbenden, waaronder Nationale-Nederlanden, ongewenst. Bedrijfstakpensioenfondsen moeten nog steeds leeftijdsonafhankelijke risicopremies gebruiken. In de nieuwe versie van de wettekst mogen de risicopremies leeftijdsafhankelijk worden vastgesteld.

Solidariteitsreserve en risicodelingsreserve

De solidariteitsreserve is een verplicht collectief element van de solidaire premieregeling. Uit de solidariteitsreserve kunnen pensioenuitkeringen en -vermogens worden aangevuld en risico’s worden gespreid, zowel in de tijd (over verschillende jaren/generaties) als over verschillende deelnemersgroepen. Risico’s die via de solidariteitsreserve gespreid kunnen worden zijn bijvoorbeeld het beleggingsrisico, maar ook het sterfte- en het arbeidsongeschiktheidsrisico.
Nieuw ten opzichte van de consultatieversie is dat de flexibele verzekerde premieregeling een soortgelijk element krijgt in de vorm van een risicodelingsreserve. Dit is optioneel.
De risicodelingsreserve wordt gevuld uit premies, maximaal 10% van de premiesom per deelnemer per jaar, en niet uit goede beleggingsresultaten. De reserve kan ook worden gevuld door stortingen door de werkgever of door een deel van het pensioenvermogen hiervoor te gebruiken bij invaren. Verder mag de reserve niet worden gebruikt om tegenvallende beleggingen op te vangen.

Belang bij de uitleg pensioenakkoord

Een deelnemer kan in de FPR vaak zelf het beleggingsprofiel kiezen. Een deelnemer die kiest voor een offensief profiel loopt meer risico op negatieve resultaten, maar kan erop hopen dat meevallers uit de reserve dit compenseren. De wetgever vindt het niet passend om die negatieve resultaten aan te vullen uit een solidaire buffer.
De maximale omvang van de risicodelingsreserve bedraagt 15% van het pensioenvermogen. Het doel van de reserve, een meerwaarde of bescherming bieden aan deelnemers, is goed bedoeld, maar er zitten ook nadelen aan. Zo mag de reserve niet meegenomen worden bij waardeoverdracht. Het is de vraag of de risicodelingsreserve door pensioenuitvoerders zal worden omarmd.

Uitleg pensioenakkoord overgangsrecht

Tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2027 moet worden overgestapt op het nieuwe pensioenstelsel. Maar bij die overstap mag gebruik worden gemaakt van een overgangsregeling. Het doel daarvan is om de gevolgen van die overstap voor de werknemers zoveel mogelijk te beperken.
Vanaf het moment dat de regeling is aangepast naar een gelijkblijvende premie kunnen alleen de medewerkers die al deelnemer waren op het moment vóór de regelingswijziging de leeftijdsafhankelijke staffel houden. Voor nieuwe medewerkers, in dienst getreden op of na 1 januari 2027, gelden dezelfde gelijkblijvende premies voor ouderdomspensioen en partnerpensioen na pensioeningang. Er zijn vanaf dat moment dus twee verschillende regelingen van toepassing. Ook moeten bij de eerbiedigende werking de risicodekkingen worden aangepast aan de nieuwe wet.

Belang bij de uitleg pensioenakkoord

Het overgangsrecht geldt ook voor bestaande eind- en middelloonregelingen bij een verzekeraar: de stijgende premie mag worden behouden, wel dient de regeling te worden omgezet naar een premieregeling.

Invaren

In het nieuwe pensioenstelsel bouwt iedereen pensioen op volgens de regels van het nieuwe pensioenstelsel, tenzij er sprake is van toepassing van overgangsrecht. Voor zover geen sprake is van toepassing van het overgangsrecht moet pensioen dat is opgebouwd onder het huidige pensioenstelsel worden overgedragen naar het nieuwe pensioenstelsel (invaren). In het wetsvoorstel is aangegeven op welke wijze het collectieve vermogen moet worden omgezet naar individuele vermogens. Daarnaast moeten pensioenfondsen die overgaan op de FPR – en gaan invaren – gepensioneerden de mogelijkheid bieden om te kiezen tussen een vastgestelde of een variabele uitkering.

Belang bij de uitleg pensioenakkoord
Uitgangspunt is dat invaren is bij pensioenfondsen de standaard wordt. Bij de verzekeraar, waar sprake is van gegarandeerde regelingen, zal invaren als snel tot onevenredige nadelige effecten leiden.

Uitleg pensioenakkoord nabestaandenpensioen

Nabestaandenpensioenen vóór pensioendatum moet altijd op risicobasis worden verzekerd. Daarnaast wordt dit volgens het wetsvoorstel op een andere manier berekend, onafhankelijk van de diensttijd en zonder rekening te houden met een franchise. Het nabestaandenpensioen mag maximaal 50% van het laatstgenoten pensioengevend loon bedragen en het wezenpensioen maximaal 20%. En bij volle wezen maximaal 40%. Wezenpensioen wordt uitgekeerd tot maximaal leeftijd 25. Deze manier van berekenen zorgt ervoor dat bij een baanwissel geen gat in de dekking van het nabestaandenpensioen ontstaat.
Het nabestaandenpensioen bij overlijden ná pensioendatum blijft (tijdens de opbouwfase) ook in de toekomst gebaseerd op kapitaaldekking.
In het wetsvoorstel zijn daarnaast een aantal voorstellen opgenomen met betrekking tot voortzetting van risicodekking bij uitdiensttreding.

Belang bij de uitleg pensioenakkoord
De voorstellen zijn gedaan om nabestaanden te beschermen tegen het onvoldoende verzekerd achterblijven bij uitdiensttreding. Over het algemeen leveren deze voorstellen een verbetering op voor de nabestaanden. Wel wordt het nabestaandenpensioen toch weer complex gemaakt en verwachten we dat de aanpassingen kostenverhogend kunnen zijn. Dat zijn zaken die werkgevers en werknemers zich moeten realiseren, vooral omdat budgetneutraliteit een uitgangspunt is van de stelselherziening.

Partnerbegrip voor partnerpensioen

In de consultatieversie was voor de definitie van partner voor het partnerpensioen het begrip ‘gezamenlijke huishouding’ als uitgangspunt genomen. In de definitieve versie is toegevoegd dat er sprake moet zijn van een duurzame huishouding waarin partners zorg voor elkaar hebben.

Belang bij de uitleg pensioenakkoord
Deze toevoeging is een verbetering omdat dit betekent dat situaties van bijvoorbeeld studentenhuizen, zoals dat in de consultatieversie mogelijk was, nu niet meer aan de orde zijn.

bron FJA