Waardeoverdracht en de dalende rente

Een extra storting moeten verrichten door een werkgever voor een werknemer die al lang uit dienst is? Die kans is heel reeël voor veel werkgevers. Dit speelt natuurlijk niet bij beschikbare premieregeling. Hoe kan deze malheur een werkgever overkomen?

In oktober is de nieuwe rente gepubliceerd, die vanaf 1 januari 2011 wordt gebruikt voor de berekening van de overdrachtswaarde bij waardeoverdracht. De rentevoet is lager komen te liggen dan de rekenrente van verzekeraars. Dit kan de bijstortingsproblematiek omdraaien en een werkgever confronteren met een bijstortingsverplichting voor werknemers die al jaren uit dienst zijn.

Rente
Er is geen sprake van nieuwe rekenregels, maar van een nieuwe rente voor de berekening van de overdrachtswaarde. De nieuwe rentevoet is vastgesteld op 2,984%, wat een flinke daling betekent ten opzichte van 2010 (4,122%).

Bijstortingsproblematiek
De bijstortingsproblematiek wordt veroorzaakt door het gebruik van een van de rentevoet afwijkende rente door pensioenuitvoerders. Bij de berekening van de overdrachtswaarde kan er een verschil ontstaan tussen de overdrachtswaarde (op basis van de rentevoet voor waardeoverdracht) en het inkooptarief (op basis van de rekenrente zoals overeengekomen). Omdat de werknemer geen nadeel mag ondervinden van de waardeoverdracht komt een tekort voor rekening van de werkgever.

Gevolg
Als de rentevoet hoger ligt dan de rekenrente loopt de werkgever het risico te moeten bijbetalen voor in dienst tredende werknemers. Omdat de rentevoet in 2011 lager is komen te liggen dan de rekenrente in de meeste pensioencontracten, bestaat het risico dat de werkgever wordt geconfronteerd met een bijstortingsverplichting voor werknemers die al uit dienst zijn. Dit zal op forse weerstand stuiten. Andersom kan de lage rentevoet er echter toe leiden dat de werkgever bij indiensttreding van een werknemer een bedrag terugkrijgt. (Bron ZwitserLeven)