67 jaar

De Pruisische kanselier Otto von Bismarck heeft eind 19-de eeuw de pensioenleeftijd van 65 jaar ingetroduceerd. Zalm vindt, nu meer dan honderd jaar later, dat we moeten gaan wennen aan 67 jaar. En in zijn gezelschap een hele stoet andere visionairs. Want met de AOW leeftijd van 67 jaar verdwijnen alle financiële problemen als sneeuw voor de zon. Toch?

Arbeidsparticipatie
Er is een idee dat mensen gemakkelijk na 65 jaar nog volop mee kunnen werken. Zowel psychisch als fysiek laten de cijfers zien dat die groep verwaarloosbaar klein is.

Blanke kostwinner
Bij een 65-jarige AOW-er wordt vaak gedacht aan de goed opgeleide blanke kostwinner (mannelijk) met veel werkervaring en een “echt” vak. Een AOW-er die dus best aan de slag kan blijven. In werkelijkheid is dat een heel kleine groep.

Vrouwen en allochtonen
Wist u dat de samenleving ook bestaat uit vrouwen en allochtonen? Van de vrouwen die willen werken, hebben er momenteel meer dan 350.000 geen baan. En als ze wél werken dan werken ze vaak parttime. De arbeids­par­ticipatie na 65 jaar onder mannen is slechts 4% tegen 1% onder vrouwen. McOma is nog ver weg.

Levensverwachting
Tegen de tijd dat we met z’n allen zijn gewend aan 67 jaar moet de AOW-leeftijd weer verder omhoog naar 68 jaar of 69 jaar. Er komt een moment in deze eeuw dat leeftijden van 120 jaar door grote groepen ouderen kunnen worden gehaald. Wouter Bos is dan ongeveer 100 jaar en in de bloei van zijn leven.

Hierover is een fraai artikel (pdf) geschreven door Harry van Dalen van NIDI. Daarin wordt gehakt gemaakt van de platte 67-jaar discussie en spraakverwarring rondom het begrip levensverwachting. Een beetje taai is de uitleg wel, maar je zit daarna wel hoofdschuddend te luisteren naar politici die zich met “de AOW moet naar 67 jaar” naar een stembusoverwinning proberen te schreeuwen.

“Kun je me vertellen wat de levensverwachting van mijn moeder is” hoorde ik laatst iemand vragen.

Ik vermoed dat er bedoeld werd: “Wat is mijn erfenisverwachting”.