1-2-3, 1-2-3, 1-2-3

Het verhogen van de pensioenleeftijd naar 67 jaar is waarschijnlijk onvoldoende om de kosten van de vergrijzing op te vangen. Daarom moet worden bekeken of jongere werknemers door kunnen werken tot hun 70e. (Bron De Telegraaf)

Het blijft tobben met de vaktermen bij elke media. Er ontstaat daardoor onnodige spraakverwarring. AOW wordt namelijk steevast aangeduid als pensioen. Tenminste, dat valt op te maken uit bovenstaand artikel in de Telegraaf van dit weekend.

Toch nog maar even de theorie van het pensioengebouw opfrissen:

  1. De 1e pijler is een vaste wettelijke uitkering voor iedereen: de AOW.
  2. De 2e pijler is een uitkering die altijd bij elkaar is gespaard door een werknemer samen met de werkgever. Ook wel aangeduid als pensioen.
  3. De 3e pijler, de lijfrentes zijn zelf bij elkaar gespaarde uitkeringen zonder dat er een arbeidsverhouding aan ten grondslag ligt.

Als Donner praat over pensioen, zal hij vermoedelijk doelen op de AOW. De discussie daarover zal steeds meer in alle hevigheid losbarsten.

  1. De eerste knuppel werd in het hoenderhok gegooid door CDA-er Eelco Brinkman in 1994
  2. De tweede knuppel kwam van links, de AOW-Belasting voor ouderen van Minister Bos.
  3. De derde knuppel komt van CDA-er Donner. Hij oppert drie staffels:
  1. Laat 35-45 jaar met 70 jaar met AOW gaan.
  2. Laat 45-55 jaar met 67 jaar met AOW gaan.
  3. Laat 55-65 jaar met 65 jaar met AOW gaan.

In hoeverre pensioen (werkgever-werknemer pensioen) en lijfrente (persoonlijke oudedagsvoorziening) ook betrokken worden bij dit AOW-idee, valt nog niet na te gaan.
Maar de kans dat een 55-minner nog gewoon een volwaardige AOW-uitkering op 65 jaar zal ontvangen, lijkt zo “1-2-3” gezien een utopie.