Geruisloze inbreng BV probleem?

Er is al sinds 2001 een discussie over de zogenaamde ‘extra dotatie‘ aan de oudedagsreserve (FOR). Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Wet inkomstenbelasting 2001 is de regeling geïntroduceerd om geruisloos – dat wil zeggen zonder belastingheffing – uit de BV terug te keren naar het zelfstandig ondernemerschap.

De omgekeerde regeling – geruisloze inbreng in een BV – bestaat al veel langer, dat is dus geen probleem. Als de ondernemer zijn onderneming ruisend inbrengt in een BV, dus met belastingheffing, is het mogelijk bij deze BV een lijfrente te bedingen voor de stakingswinst en de FOR. Als er voor de FOR een lijfrente is bedongen bij de BV, is er in de regel sprake van een kapitaalverplichting in die BV die oprent tot aan de lijfrente-ingangsdatum. Als er in een later stadium weer wordt teruggekeerd uit de BV moeten pensioen- en lijfrenteverplichtingen in de regel verzekerd worden. Eigen beheer is dan niet meer mogelijk.

Hier geldt slechts één uitzondering op: de lijfrente die samenhangt met de FOR. Die lijfrente mag vrijvallen bij de terugkeer. Het bedrag van de vrijval wordt dan als extra (eerste) dotatie aan de FOR toegevoegd. De vraag die zich hierbij voordoet is de volgende: mag de gehele lijfrente die samenhangt met de FOR, inclusief de oprenting, worden gedoteerd aan de FOR of mag alleen het bedrag waarvoor aanvankelijk een FOR-lijfrente is bedongen worden toegevoegd (dus exclusief oprenting)? De Advocaat-Generaal bepleit in een procedure voor de Hoge Raad het eerste.

Het belang voor de praktijk kunt u hieronder lezen of u belt ons even.
In de regel volgt de Hoge Raad de uitspraak van de Advocaat-Generaal. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt niet dat de oprenting van de lijfrente niet als extra dotatie zou mogen worden toegevoegd aan de FOR. Dat vindt ook de Advocaat-Generaal.

Het ministerie van Financiën vindt dat de oprenting buiten beschouwing zou moeten worden gelaten. Dit standpunt neemt Financiën al sinds 2001 in. Echter, gezien de fiscale dreiging wordt in de praktijk normaliter verzekering van het rendement geadviseerd. Niet zelden zijn de middelen ontoereikend, wat dan weer in de weg staat aan een geruisloze terugkeer.

Ondernemers die doteren aan de FOR bouwen daarmee géén oudedagsvoorziening op, maar wel een belastingschuld. De ondernemer doet er verstandig aan om, mede gezien deze schuld, een spaarpot te vormen om bij vrijval van de FOR de FOR te kunnen omzetten in een lijfrentevoorziening dan wel over de stand van de FOR fiscaal te kunnen afrekenen. Dit kan bijvoorbeeld door het bedrag van de belastingbesparing – deelname aan de FOR verlaagt immers het belastbaar inkomen – apart te zetten, bijvoorbeeld in een kapitaalverzekering.

De pensioenwetgeving maakt het onder voorwaarden mogelijk om na uitdiensttreding bij de werkgever de pensioenregeling van die werkgever vrijwillig voort te zetten. Als de gewezen werknemer als zelfstandig ondernemer aan de slag gaat, kent de Pensioenwet een voortzettingstermijn van maximaal tien jaar. Fiscaalrechtelijk wordt deze voortzettingstermijn echter begrensd tot maximaal drie jaar. Deze mogelijkheid staat in beginsel ook open voor de DGA die door gebruikmaking van de geruisloze terugkeerregeling (weer) zelfstandig ondernemer wordt.

Let op: de mogelijkheid van vrijwillige voortzetting moet wel uit de afspraak met pensioenuitvoerder blijken. Als de mogelijkheid van vrijwillige voortzetting niet is opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst als onderdeel van de pensioenregeling, is gebruikmaking van vrijwillige voortzetting (ook) niet mogelijk.

Bron  BV probleem? is het FJA van Nationale-Nederlanden