Reserveringsruimte 2014

 

Lijfrenteaftrek is alleen mogelijk als er voldoende aftrekruimte is. Naast de jaarruimte kent de wet de reserveringsruimte. De reserveringsruimte 2014 is de optelsom van de niet- benutte jaarruimte van de afgelopen 7 jaar (2007 t/m 2013).

Het percentage van de premiegrondslag dat voor de berekening van de jaarruimte wordt gebruikt, is met ingang van 2014 verlaagd van 17% naar 15,5%. Geldt dat lagere percentage ook voor de berekening van de reserveringsruimte 2014? Voor de berekening van de niet-benutte jaarruimte voor de jaren 2007-2013 geldt het destijds in de wet opgenomen percentage van 17%. Hetzelfde geldt overigens voor de vermindering van de niet-benutte jaarruimte wegens pensioenaangroei (factor A). De vermindering bedraagt in de huidige jaarruimteformule 7,2 maal de factor A. Tot en met 2013 bedroeg de vermenigvuldigingsfactor 7,5. Voor de berekening van de inhaaljaarruimte is deze oude vermenigvuldigingsfactor nog steeds van belang.

Veel financiële dienstverleners zijn bij de publicatie van de fiscale cijfers uitgegaan van een percentage van 15,5% en een factor A van 7,2. Ook zijn er signalen dat softwareontwikkelaars zich op het verkeerde been hebben laten zetten bij het aanpassen van hun rekenprogramma’s. Dit kan leiden tot een lagere aftrekruimte en daarmee mogelijk tot een pensioentekort. De oorzaak is enerzijds gelegen in de moeilijk leesbare regelgeving en anderzijds in berichtgeving door het Ministerie van Financiën in onderdeel 1.11 van het eindejaarsbericht van 19 december 2013. In dit bericht worden de twee wettelijke begrenzingen van de reserveringsruimte genoemd waaraan de optelsom van de niet-benutte jaarruimte moet worden getoetst. Het genoemde percentage van 15,5% is onjuist. Het wettelijk percentage is 17%.

(Bron FJA Nationale-Nederlanden)