Stamrecht + strafheffing 52%

Werkgevers moeten oppassen met ontslagvergoedingen in de vorm van een stamrecht.

Als u aan uw werknemer een ontslagvergoeding toekent, dan moet de vergoeding dienen ter vervanging van gederfd of te derven loon om te kwalificeren als een stamrecht, waarop de stamrechtvrijstelling kan worden toegepast. Een stamrecht dat gederfd loon vervangt heeft steeds betrekking op loon waarop de werknemer rechtens aanspraak heeft gehad. Een stamrecht ter vervanging van te derven loon heeft bij een dienstverband voor onbepaalde tijd steeds betrekking op inkomensschade en pensioenschade die de werknemer lijdt tot aan de reguliere ingangsdatum van de oudedagsvoorziening. Tot zover de theorie.

Maar als u aan een oudere werknemer een ontslagvergoeding of stamrecht toezegt, dan moet u voorkomen dat deze wordt aangemerkt als een regeling voor vervroegd uittreden (RVU), anders bent u sinds 1 januari 2011 een niet op werknemer te verhalen strafheffing van 52% verschuldigd.

Een uitgebreide uitleg treft u hieronder aan. Wilt u een ontslagvergoeding toetsen aan de wettelijke grenzen; bel ons even.

Als u bij ontslag aan een werknemer een stamrecht (een recht op periodieke uitkeringen) toezegt, dan kan de loonheffing onder voorwaarden worden uitgesteld tot het moment waarop de uitkeringen ingaan. Op het moment dat u het stamrecht toezegt, past u dan de stamrechtvrijstelling toe, waardoor u geen loonheffing hoeft in te houden. Een stamrecht is echter alleen aan de orde als sprake is van een toekenning ter vervanging van gederfd of te derven loon. De Belastingdienst heeft onlangs in een handreiking aangegeven wanneer er sprake is van gederfd of te derven loon. Hierna geven we eerst aan waaraan de ontslagvergoeding volgens de handreiking moet voldoen. Daarna staan we kort stil bij het risico van een strafheffing als het stamrecht kwalificeert als een regeling voor vervroegde uittreding.


Te derven loon

Een stamrecht dat u wegens ‘te derven loon’ aan uw werknemer toekent, moet dienen ter compensatie van het loon dat hij/zij bij een normale voortzetting van de dienstbetrekking zou hebben genoten tot aan de reguliere einddatum van zijn/haar dienstbetrekking.
Een stamrecht bij ontslag uit een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd kan betrekking hebben op loon tot aan de reguliere, overeengekomen pensioendatum.
Een stamrecht dat u toekent aan een werknemer met een dienstbetrekking voor bepaalde tijd kan maximaal betrekking hebben op het loon tot aan het einde van het arbeidscontract. Hierna gaan we steeds uit van een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd.
De periode waarover u een als stamrecht kwalificerende ontslagvergoeding kunt toekennen, is dus gemaximeerd tot de reguliere ingangsdatum van het pensioen. Dit is de richtdatum van de ouderdomsvoorziening, zoals VUT, prepensioen, vroegpensioen of ouderdoms-pensioen. Het is mogelijk dat de werknemer de in een stamrecht omgezette ontslagvergoeding feitelijk gebruikt als aanvulling op het pensioen. Dat betekent echter niet dat een stamrecht mag worden toegekend als aanvulling op een  oudedagsvoorziening. De mogelijkheid om de ingangsdatum van het stamrecht uit te stellen tot 65 jaar is alleen bedoeld om ex-werknemers niet te dwingen tot een directe opname van de stamrechtuitkeringen.
Denk daarbij bijvoorbeeld aan de situaties waarin de werknemer direct na zijn ontslag over andere inkomsten kan beschikken.

Inkomensschade en pensioenschade
De ontslagvergoeding die kwalificeert als stamrecht waarop de stamrechtvrijstelling van toepassing kan zijn, bestaat in de praktijk vaak uit twee componenten: inkomensschade en pensioenschade.
De inkomensschade bestaat uit het civielrechtelijk overeengekomen brutoloon. Daartoe behoren ook de werknemerspremies voor het ouderdomspensioen. Omdat wordt uitgegaan van het brutoloon, hebben allerlei subjectieve beslissingen van de werknemer, zoals het wel of niet deelnemen aan een levensloopregeling of spaarloon en de aftrekbare pensioenpremies, geen invloed op de hoogte van het toe te kennen stamrecht. Ook loonbestanddelen die al zijn inverdiend door verrichte arbeid behoren niet tot het te derven loon.
Voorbeelden daarvan zijn het vakantiegeld, tantièmes, provisies, niet opgenomen vakantiedagen en (naar evenredigheid bepaalde) diensttijduitkeringen. Tot slot kunnen onder voorwaarden ook niet tot de inkomensschade worden gerekend, de omzettingen van belast loon in een vrije vergoeding of verstrekking in het kader van een cafetariaregeling.

De pensioenschade bestaat uit de te derven pensioenaanspraken.
Daartoe behoort de compensatie voor het wegvallen van de betaling van de werkgeverspremies voor alle vormen van oudedagsvoorziening tot aan de aan de datum waarop deze betaling zou zijn voortgezet bij een normale voortzetting van de dienstbetrekking tot aan de reguliere pensioendatum. De compensatie mag mede bestaan uit de premies voor een ouderdomspensioen die u als werkgever zonder het ontslag nog na de reguliere VUT- of prepensioeningangsdatum zou hebben moeten betalen tot aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
Als in de inkomensschade geen vergoeding voor de werknemerspremies voor ouderdomspensioen is opgenomen, dan mogen die premies ook meegenomen worden bij de berekening van de pensioenschade.
De Belastingdienst vindt dat u de pensioenschade niet mag berekenen met behulp van een offerte van een verzekeringsmaatschappij voor een storting van een (hogere) koopsom voor een stamrecht die is berekend aan de hand van het verschil in de contante waarde van pensioenuitkeringen bij voortzetting van de dienstbetrekking en de contante waarde van de pensioenuitkeringen bij ontslag.

Maximum van stamrecht voor te derven loon
De ontslagvergoeding die kwalificeert voor een stamrecht hoeft niet uitdrukkelijk op een exacte berekening van de
inkomens- en de pensioenschade te worden gebaseerd.
Een subjectieve, ongespecificeerde of via onderhandelingen vastgestelde invulling van het begrip
‘te derven loon’ is voldoende, mits u wel binnen de fiscaal maximale bedragen blijft die kunnen dienen voor
vergoeding van de inkomens- en de pensioenschade.

Gederfd loon
Een stamrecht kan ook worden toegekend ter vervanging van ‘gederfd loon’. Van ‘gederfd loon’ is alleen sprake als de werknemer op het gemiste loon dat door het stamrecht wordt vervangen, rechtens aanspraak heeft gehad. Het is in tegenstelling tot ‘te derven loon’ niet voldoende dat de werknemer het loon onder normale omstandigheden zou hebben genoten of dat hij/zij de – al dan niet door de werkgever gewekte – reële verwachting heeft mogen hebben dat het loon zou worden uitgekeerd. Er mag geen sprake zijn van een achteraf vastgestelde extra beloning, hoe redelijk die ook mag zijn.

Stamrechtvrijstelling
Als de hoogte van de ontslagvergoeding die wordt toegekend ter vervanging van ‘gederfd of te derven loon’ vaststaat, kan de vergoeding zonder loonheffing worden ondergebracht in een stamrecht. Het stamrecht moet u dan wel bij een erkende instelling/verzekeraar rechtstreeks hebben ondergebracht. In de praktijk zijn dat meestal een verzekeringsmaatschappij of een stamrecht- BV (bijvoorbeeld een eigen BV van de ex-werknemer of zijn/haar partner) of uzelf als ex-werkgever.
Sinds 1 januari 2010 bestaat ook de mogelijkheid om de ontslagvergoeding op een stamrechtspaarrekening of stamrechtbeleggingsrekening te storten.
De stamrechtuitkeringen moeten uiterlijk ingaan in het jaar waarin de (ex-)werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt, tenzij de ex-werknemer eerder overlijdt. Dan kunnen de uitkeringen eerder ingaan, mits deze worden gedaan aan de (gewezen) echtgenoot/partner of (pleeg)kinderen die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt.
Voorkom de strafheffing Als u aan een oudere werknemer een gouden handdruk of stamrecht toezegt, dan kan deze worden aangemerkt als een regeling voor vervroegd uittreden (RVU). Het is overigens aan de Belastingdienst om te bewijzen dat dit aan de orde is. U krijgt dan te maken met een niet op de werknemer te verhalen strafheffing van (sinds 1 januari 2011) maar liefst 52%. U moet dus voorkomen dat de ontslagvergoeding/gouden handdruk of de uitkeringen
uit een stamrecht een RVU is. U doet er verstandig aan een ontslagvergoeding pas uit te keren, als u er ondubbelzinnig van overtuigd bent dat een RVU niet aan de orde is. Bij twijfel kunt u vooraf een beschikking vragen aan de inspecteur van de Belastingdienst.

De inspecteur bevestigt in de beschikking dat de ontslagvergoeding, gouden handdruk of stamrecht geen RVU is en u de strafheffing dus niet hoeft te betalen.
Let wel, deze beschikking moet door u als (ex-)werkgever worden aangevraagd en dus niet door de werknemer!
Overigens zijn er verzekeraars die alleen aan de uitvoering van een stamrecht meewerken als u een dergelijke beschikking van de inspecteur kunt overleggen. Het is ook mogelijk dat u weliswaar geen beschikking hoeft te overleggen, maar u er wel voor moet tekenen dat een eventuele strafheffing voor uw rekening komt. Als u vooraf een beschikking aanvraagt, dan bent u bovendien in de gelegenheid om de uitkering of het stamrecht nog aan te passen, in het geval de inspecteur van mening is dat wel sprake is van een RVU.