Vrijwillig pensioen na ontslag

Dagelijks buitelen politici over elkaar heen rondom het thema vergrijzing. Helaas verdwijnt al snel de duidelijk door het verwarrend gebruik van het woord “pensioen. Het woord pensioen hoort alleen gebruikt te worden bij een arbeidsverhouding tussen werkgever en werknemer.

Tot zover de theorie. Uiteraard zijn er uitzonderingen. Zo komt een Gouden Handdruk voort uit een dienstbetrekking maar spreken we eigenlijk altijd over lijfrenterechten.

Maar ook vrijwillig pensioen is een hybride pensioenvorm. Dit is een nauwelijks bekende  mogelijkheid om, tot 3 jaar na ontslag, pensioenpremies van de oude werkgever te blijven betalen en af te trekken. Er wordt  overigens weinig gebruik van worden gemaakt.Er zijn namelijk nogal veel voorwaarden aan verbonden. Ook de praktische uitvoerbaarheid is lastig.

  • De pensioenverzekeraar ligt vaak dwars,
  • een colelctief pensioenproduct leent zich er meestal niet voor,
  • de werkgever zit niet te wachten op een doorbetalende ex-werknemer en
  • de adviseurs moeten zich suf rekenen om alles fiscaal en financieel in goede banen te leiden.

Toch blijft het voor een individuele werknemer, die bij zijn nieuwe baas geen pensioen krijgt, een fraaie mogelijkheid om de pensioenbreuk te verzachten. Bel ons dus als er ontslag is, of dreigt. We zoeken het graag even uit.

Hieronder een uitgebreide juridische casus voor de liefhebber met het vrijwillig doorbetalen van pensioenpremie als uitgangspunt. Helaas maakt de ex-werknemer de fout ook na drie jaar door te blijven betalen en die premie af te trekken als lijfrentepremie.

Hof Den Bosch 16 oktober 2009, nr. 2006/00184

Werknemer X heeft van februari 1976 tot augustus 2000 in dienstbetrekking gestaan bij werkgever A. Het pensioen van X was ondergebracht bij pensioenfonds A. Op grond van het pensioenreglement uit 2000 had X de mogelijkheid om de pensioenpremies na ontslag vrijwillig door te betalen, onder de enkele voorwaarde dat dit verzoek binnen drie maanden na ontslag werd gedaan. Na het ontslag bij A treedt X in dienst bij werkgever B, waar X niet deelneemt aan een pensioenregeling. X heeft tot mei 2004 gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de pensioenpremies bij pensioenfonds A vrijwillig door te betalen.

Bij de aangifte inkomstenbelasting over 2003 brengt X een bedrag van € 7.141, zijnde de in 2003 vrijwillig betaalde pensioenpremie, als lijfrentepremie in aftrek. De inspecteur weigert deze aftrek en staat slechts toe om de vrijwillig betaalde pensioenpremie tot augustus 2003 (drie jaar na ontslagdatum) van € 4.727 als negatief loon in aanmerking te nemen in plaats van het gehele bedrag. Rechtbank Breda komt tot de conclusie dat het restant van deze premie als lijfrentepremie is aan te merken en als zodanig in aftrek toegestaan moet worden.

Hof Den Bosch stelt in hoger beroep dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen betaalde pensioenpremies en betaalde lijfrentepremies. Pensioenpremies kunnen niet als lijfrentepremie in aftrek worden gebracht. Het hof is het echter niet eens met het standpunt van de inspecteur en oordeelt dat de betaalde pensioenpremie in het onderhavige geval wel in zijn geheel als negatief loon in aanmerking kan worden genomen. De Wet op de loonbelasting 1964 geeft geen omschrijving van negatief loon en noemt evenmin criteria voor de kwalificatie als negatief loon.

Ingevolge deze wet is loon al hetgeen uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrekking wordt genoten. Aangezien X in dienstbetrekking heeft gestaan tot A en de betaalde pensioenpremies volgen uit de pensioenregeling van A, is er volgens X voldoende verband tussen de betaalde premies en het dienstverband met A. Wet op de loonbelasting 1964 De definitie van ‘loon’ is opgenomen in artikel 10 Wet op de loonbelasting 1964. Voorts stelt het Hof dat de driejaarstermijn uit het besluit van 20 november 2002 slechts van toepassing is als een werknemer niet elders in dienstbetrekking gaat werken. Nu X na het ontslag bij A in dienst is getreden bij B, is het besluit volgens het hof niet op X van toepassing. De betaalde pensioenpremie van € 7.141 kan derhalve geheel op het inkomen in 2003 in mindering worden gebracht.

Een pensioenregeling kan de mogelijkheid bevatten om de pensioenregeling na ontslag vrijwillig voort te zetten en de pensioenpremies zelf te betalen. In deze zaak ontstaat discussie over de aftrekbaarheid van de vrijwillig betaalde premies doordat het pensioenfonds in het reglement uit 2000 geen beperking heeft opgenomen ten aanzien van de duur van de vrijwillige voortzetting. In het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt de periode gedurende drie jaar na ontslag onder voorwaarden als diensttijd aangemerkt. Deze voorwaarden zijn nader uitgewerkt in het fiscale besluit van 16 maart 2007.

Vrijwillige voortzetting is mogelijk indien:

  1. de werknemer gedurende ten minste drie jaren deelnemer is geweest in de voort te zetten regeling;
  2. de pensioenregeling niet wordt gewijzigd waarbij de pensioenrechten worden verbeterd; zijn de voorwaarden voor vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling nader uitgewerkt. Dit besluit vervangt het oude besluit van 20 november 2002.
  3. er geen cumulatie plaatsvindt met een pensioenregeling bij een eventuele nieuwe werkgever, de vorming van een oudedagsreserve of deelname aan een beroepspensioenregeling; en
  4. de vrijwillige voortzetting niet plaatsvindt gedurende de periode van drie jaren voorafgaande aan de pensioendatum, tenzij de dienstbetrekking om medische redenen is beëindigd.

De uitleg van hof Den Bosch inzake de toepasbaarheid van dit besluit op werknemers die elders in dienstbetrekking zijn gaan werken, is moeilijk te volgen. De mogelijkheid om pensioenpremies vrijwillig voort te zetten is oorspronkelijk bedoeld voor ex-werknemers die na beëindiging van de dienstbetrekking niet elders een dienstbetrekking aangaan. De uiteindelijke uitwerking van het besluit maakt daar echter geen onderscheid meer in, zodat ook ex-werknemers die voor een andere werkgever gaan werken onder voorwaarden onder de regeling kunnen vallen. Zij kunnen de pensioenregeling fiscaal maximaal drie jaar voortzetten. Met de inwerkingtreding van de Pensioenwet is de vrijwillige voortzetting ook daar verankerd. Vrijwillige voortzetting wordt gedurende maximaal drie jaar na ontslag (of tien jaar als de werknemer na ontslag winst uit onderneming gaat genieten) toegestaan. De vrijwillige voortzetting gedurende tien jaar is fiscaal echter niet gefaciliteerd.

(bron FJA Nationale-Nederlanden)