Deze verzekering dekt risico’s die een reder loopt in de hoedanigheid van eigenaar, huurder of manager van schepen. Deels zijn dat risico’s die geheel niet onder een andere verzekering gedekt zijn. Deels is het een aanvulling op de aansprakelijkheidsdekking van de zeecascoverzekering.

Onder de verzekering zijn veelal gedekt de risico’s van:

  • ziekte/ongevallen van bemanningsleden
  • overlijden en letsel van derden
  •  25% materiële aanvaringsschade (als aanvulling op de zeecascoverzekering onder voorwaarden van de Institute Time Clauses Hulls)
  • schade aan derden zonder dat er sprake is van aanvaring, claims onder een sleepcontract.

Daarnaast kan onder deze verzekering nog een aantal kosten geclaimd worden, zoals:

  • wrakopruimingskosten
  • quarantainekosten
  • boetes opgelegd door douane- of immigratie-autoriteiten.

P&I-verzekeringen worden beperkt in de open markt gesloten (Lloyds of verzekeraars). Meestal worden deze verzekeringen ondergebracht bij de z.g. P&I-clubs: verenigingen van reders die zich op onderlinge basis tegen P&I-risico’s verzekeren.

Uitgesloten zijn o.a. :

  • cascoschade
  • hulploon
  • overliggeld of oponthoud van het schip
  • bepaalde molestrisico’s.
  • kosten en aansprakelijkheid in verband met specialistische werkzaamheden (baggeren, heien, leggen van kabels, olie-/gaswinning enz.)

Een P&I-verzekering kan uitsluitend afgesloten worden ten behoeve van schepen. Nu een schip in aanbouw volgens de wettelijke definitie van een schip, geen schip is, kan bijvoorbeeld een scheepswerf zo’n verzekering niet afsluiten. Toch kan een scheepswerf aangemerkt worden als belanghebbende voor een dekking van P&I-risico’s. Om scheepswerven toch een P&I-dekking te bieden kan een P&I-clausule in de aanbouwpolis zijn of worden opgenomen.