Pensioenregeling wijzigen?

Wijziging pensioenregeling: wat zijn de voorwaarden?

De behoefte om pensioenregelingen te kunnen wijzigen is in de praktijk groot. Zeker bij ondernemingsraadsleden. Reden genoeg om dit onderwerp onder de loep te nemen en om een antwoord te geven op vragen als:

  • Kan een werkgever een wijziging eenzijdig doorvoeren of heeft hij de instemming van de betrokkenen nodig?
  • Kunnen al opgebouwde aanspraken worden gewijzigd?

Wijziging pensioenregeling
Artikel 1 van de Pensioenwet (PW) definieert ‘pensioenregeling’ als ‘een pensioenregeling op grond van een pensioenovereenkomst’. De pensioenovereenkomst is aan te merken als een onderdeel van de arbeidsovereenkomst. Wat wordt nu verstaan onder een wijziging van de pensioenregeling?
Dit is een wijziging van de pensioenovereenkomst en dus een wijziging van de arbeidsovereenkomst. Er is sprake van een wijziging als de pensioenregeling op initiatief van de werkgever inhoudelijk wordt gewijzigd. Een wijziging van de pensioenregeling door de pensioenuitvoerder valt hier dus niet onder. Als de aanpassing van de pensioenregeling wordt voorgeschreven door de wetgever of de rechter is alleen sprake van een wijziging als de werkgever beleidsvrijheid heeft bij de invulling daarvan. Maar het is desondanks in dat specifieke geval wel verstandig rekening te houden met een ondernemingsraad.

Instemming
Heeft de werkgever instemming nodig van ondernemingsraden voor de wijziging van de pensioenregeling? Voor het antwoord op deze vraag moet op dit moment (2014) nog onderscheid worden gemaakt tussen regelingen die door werkgevers rechtstreeks bij verzekeraars zijn ondergebracht en de bij pensioenfondsen  ondergebrachte regelingen. De verwachting is dat dit verschil zal komen te vervallen met nieuwe wetgeving.

Rechtstreekse regelingen
Bij rechtstreekse regelingen kunnen betrokken zijn: de werkgever, de werknemers en de ondernemingsraad.

Hoofdregel
De pensioenregeling moet worden uitgevoerd zoals deze is overeengekomen. Afspraak is afspraak.
Hoofdregel is dat eenzijdige wijziging van de pensioenregeling door de werkgever niet mogelijk is. Instemming van de werknemers (ondernemingsraad) is dus vereist.

Uitzonderingen
Soms mag een werkgever de pensioenregeling wel eenzijdig wijzigen zonder toestemming van de ondernemingsraad. Dit vloeit voort uit artikel 6:248, lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens dit artikel kan de werkgever de pensioenregeling aanpassen als de ongewijzigde voortzetting naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ook kan de werkgever in bepaalde situaties een beroep doen op artikel 7:611 BW. Werkgever en werknemer moeten zich volgens dit artikel als goed werkgever en goed werknemer gedragen. Ook de rechter mag een overeenkomst eenzijdig wijzigen op grond van onvoorziene omstandigheden als ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet redelijk en billijk is. Dit is vastgelegd in artikel 6:258 BW.

Een werkgever kan de pensioenregeling ook eenzijdig wijzigen als hij zich dit recht heeft voorbehouden. Op grond van artikel 7:613 BW kan de werkgever slechts een beroep doen op een dergelijk voorbehoud ‘indien hij bij de wijziging een zodanig zwaarwegend belang heeft dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken’. De werkgever moet dus bewijzen dat sprake is van een zwaarwegend belang. Als de ondernemingsraad met de wijziging van de pensioenregeling heeft ingestemd, zal dit bewijs voor de werkgever makkelijker zijn.
Daarnaast kent de PW ook twee mogelijkheden om in pensioenregelingen een wijzigingsvoorbehoud voor de werkgever op te nemen.

  • Artikel 12, lid 1 bepaalt dat de werkgever zich bij het sluiten van de pensioenovereenkomst de bevoegdheid tot vermindering of beëindiging van de werkgeversbijdrage kan voorbehouden. Dit voorbehoud betreft dus alleen de bijdrage van de werkgever. De werkgever mag vervolgens op dit voorbehoud alleen een beroep doen als er sprake is van een ingrijpende wijziging van omstandigheden.
  • Artikel 19 PW bepaalt dat de werkgever de pensioenovereenkomst eenzijdig mag wijzigen als dit voorbehoud schriftelijk in de pensioenovereenkomst is opgenomen. De werkgever kan dit voorbehoud inroepen als sprake is van een ‘zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken’. Dit artikel uit de PW is te vergelijken met het hiervoor besproken artikel 7:613 BW.

Wanneer is er nu sprake van ‘ingrijpende wijziging van omstandigheden’ (artikel 12 PW) of van ‘een zwaarwichtig belang’ (artikel 19 PW en artikel 7:613 BW)?

Van een ingrijpende wijziging van omstandigheden kan sprake zijn bij:
• financieel onvermogen van de werkgever;
• toetreding van de werkgever tot een bedrijfstakpensioenfonds;
• een fusie;
• de uitbreiding van de pensioenregeling tot een nieuwe groep werknemers;
• een ingrijpende wetswijziging of jurisprudentie.

Omdat artikel 19 PW is geënt op artikel 7:613 BW is de invulling van het begrip ‘zwaarwichtig belang’ in de arbeidsrechtspraak ook voor artikel 19 PW van belang. Of in een concreet geval sprake is van een voldoende zwaarwichtig belang is afhankelijk van alle relevante feiten en omstandigheden.

Ondernemingsraad
Als de werkgever een ondernemingsraad (OR) heeft, komt aan deze een instemmingsrecht toe bij een voorgenomen besluit van de werkgever tot ‘vaststelling, wijziging of intrekking van een regeling met betrekking tot een pensioenverzekering’ (artikel 27 Wet op de ondernemingsraden).

Het instemmingsrecht is alleen van toepassing wanneer de pensioenregeling is ondergebracht bij een verzekeraar. De OR heeft dus geen instemmingsrecht als de pensioenregeling is ondergebracht bij een ondernemingspensioenfonds of een bedrijfstakpensioenfonds.

De ondernemingsraad heeft eveneens geen instemmingsrecht voor zover de pensioenregeling al inhoudelijk in een CAO is geregeld.
De instemming van de ondernemingsraad treedt overigens niet in de plaats van de instemming van de werknemers. De werkgever moet dus daarnaast altijd de instemming van de werknemers krijgen.

Pensioenfondsregelingen
Bij pensioenfondsregelingen kunnen betrokken zijn: de deelnemers, de werkgever, het bestuur, de deelnemersraad, de deelnemersvergadering en de vakorganisaties.
Bij pensioenfondsen is doorgaans in de pensioenreglementen opgenomen hoe de pensioenregeling kan worden gewijzigd. Bij pensioenfondsen is namelijk vaak sprake van het incorporeren van het pensioenreglement in de pensioenovereenkomst. De pensioenovereenkomst verwijst dan naar het pensioenreglement van het pensioenfonds. In dat pensioenreglement is vervolgens de wijzigingsbevoegdheid van het pensioenfonds geregeld. In dat geval werkt een wijziging van het pensioenreglement automatisch door in de pensioenovereenkomst.

In het pensioenreglement kan een eenzijdige wijzigingsbevoegdheid door het bestuur zijn opgenomen. Het bestuur is dan als enige bevoegd om de pensioenregeling te wijzigen. Instemming van de deelnemers is niet vereist.
Ook kan het pensioenreglement voorschrijven dat wijziging van de pensioenregeling mogelijk is na advies van de deelnemersraad of deelnemersvergadering.
Weer een andere mogelijkheid is dat de vakorganisaties bevoegd zijn tot wijziging van de pensioenregeling.

Bedrijfstakpensioenfonds
Bij verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds (BPF) sluit de werkgever geen pensioenovereenkomst. De werkgeversorganisaties en vakbonden bepalen bij een verplichtgesteld BPF de inhoud van de pensioenovereenkomst. De individuele werkgever heeft hier geen wijzigingsbevoegdheid. De wijziging van de pensioenregeling van het BPF kan gevolgen hebben voor pensioenregelingen waarvoor een vrijstelling van de verplichte deelname geldt. Dat is het geval als aan de vrijstelling de voorwaarde van gelijkheid of gelijkwaardigheid is verbonden. Voor de werkgever zal dit doorgaans voldoende zwaarwichtig belang opleveren om de pensioenregeling zonder instemming van de werknemers aan te kunnen passen aan de regeling van het BPF. De werkgever is immers gedwongen om zijn regeling aan te passen.

Verworven rechten
De volgende vraag is of verworven rechten mogen worden aangetast? Bij deelnemers en slapers gaat het om de aantasting van al opgebouwde pensioenaanspraken. Bij pensioengerechtigden gaat het om de aantasting van het ingegane pensioenrecht. De ondernemingsraad zal beiden moeten worden geanalyseerd.

Artikel 1 PW geeft een ruime definitie van afkoop. Onder afkoop wordt verstaan ‘iedere handeling waardoor pensioenaanspraken of pensioenrechten hun pensioenbestemming verliezen’. Artikel 65 PW bepaalt dat afkoop verboden is tenzij de wet dit expliciet toestaat. Het aantasten van verworven rechten is dus strijdig met dit afkoopverbod. In artikel 64 PW is het vervreemdingsverbod geregeld. Ook dit verbod verzet zich tegen de aantasting van verworven rechten.

Daarnaast schrijft artikel 20 PW voor dat bij een wijziging van de pensioenovereenkomst de opgebouwde pensioenaanspraken niet mogen worden gewijzigd. Op deze regel wordt in de volgende situaties een uitzondering gemaakt:
Interne waardeoverdracht op verzoek van de deelnemer bij wijziging van de pensioenovereenkomst door dezelfde werkgever.
Collectieve waardeoverdracht op verzoek van de werkgever na beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst, overname van een onderneming of collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten.
Korting van pensioenaanspraken door het pensioenfonds bij een vermogenstekort van het fonds.

Al opgebouwde pensioenaanspraken en al ingegane pensioenrechten mogen dus op grond van de PW niet worden aangetast bij wijziging van de pensioenregeling, tenzij sprake is van één van de genoemde uitzonderingen.

Toeslagen
Een in de praktijk veel voorkomende vraag is of een toeslagregeling voor slapers en pensioengerechtigden mag worden aangepast. Hierbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen onvoorwaardelijke en voorwaardelijke toeslagregelingen.

Is de toeslagverlening onvoorwaardelijk, dan is deze niet afhankelijk van de beschikbare middelen van de werkgever of het pensioenfonds. Het lijkt de bedoeling van de PW dat voor slapers en pensioengerechtigden deze onvoorwaardelijke toeslagregeling niet mag worden gewijzigd. De
onvoorwaardelijke toeslagverlening valt volgens de Memorie van Antwoord immers onder de opgebouwde aanspraken als bedoeld in artikel 20 PW (Kamerstukken I 2006/2007, 30413, nr. C).

Bij voorwaardelijke toeslagregelingen ligt dit anders. Voor slapers volgt dit uit de definitie van pensioenaanspraak in artikel 1 PW. Een voorwaardelijke toeslagverlening valt volgens deze definitie niet onder een opgebouwde pensioenaanspraak. Voor pensioengerechtigden geeft de hiervoor genoemde Memorie van Antwoord duidelijkheid. Als een voorwaardelijke toeslagverlening is toegezegd vormt de toekomstige toeslagverlening geen onderdeel van de opgebouwde pensioenaanspraken. Voor slapers en pensioengerechtigden mag een voorwaardelijke toeslagregeling dus wel worden aangepast. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de eerder omschreven instemmingprocedure. Een pensioenuitvoerder moet de slapers en gepensioneerden binnen drie maanden over een wijziging van het toeslagbeleid informeren.

Toekomstige pensioenaanspraken
Voor de deelnemers mogen de in de toekomst op te bouwen pensioenaanspraken wel worden aangetast. Uiteraard moet ook hier weer de eerder omschreven instemmingsprocedure worden gevolgd. Oftewel, de werkgever doet er verstandig aan de ondernemingsraad er nauwkeurig bij te betrekken.

Tot slot
Het wijzigen van pensioenregelingen is geen eenvoudige zaak. Verschillende formele en materiële aspecten komen hierbij kijken. Eerst moet worden vastgesteld of sprake is van een wijziging van de pensioenregeling. Vervolgens moet worden vastgesteld of en van wie instemming voor deze wijziging nodig is. Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen rechtstreeks verzekerde pensioenregelingen en pensioenregelingen die bij pensioenfondsen zijn ondergebracht. Gezien de aankomende wijziging van wetgeving (2014) zal dit onderscheid ook komen te vervallen. Ook moet worden onderzocht of de pensioenregeling wel mag worden gewijzigd. Daarnaast kan een wijziging van de pensioenregeling alleen betrekking hebben op nog op te bouwen pensioenaanspraken en op nog niet toegekende voorwaardelijke toeslagen. Daar heeft de ondernemingsraad weer een belangrijke rol. (bron DL)

 Even kennismaken? Bel met Gerrit-Jan Doorneweerd. Pensioenadviseur AFM registratie 12007007

Amsterdam: 020-6200825