Lijfrenteliefde van opa

Vraag: Ik ben opa van kleinzoon Mark. Hoewel Mark nu nog niet invalide is, staat (medisch) al vast dat hij met de jaren ernstig invalide wordt. Graag zou ik iets voor Mark willen regelen. Nu heb ik gehoord dat het mogelijk is een lijfrente voor een invalide kind af te sluiten. Omdat Mark mijn kleinkind is, vraag ik mij af of ik ook zo’n lijfrente voor hem kan afsluiten? Als dit mogelijk is, wat zijn dan de voorwaarden waaraan ik moet voldoen?

Antwoord:
Dat kan inderdaad. De lijfrentevorm waar opa op doelt, is een lijfrente voor een meerderjarig invalide kind. Deze lijfrente kan zowel voor een kind als voor een stief-, pleeg- of kleinkind worden afgesloten. Aan deze lijfrentevorm stelt de wet de volgende voorwaarden:

  • een van de ouders, stiefouders, grootouders of pleegouders van het invalide (klein)kind sluit de lijfrente af;
  • de termijnen komen toe aan een meerderjarig invalide kind en eindigen uitsluitend bij het overlijden van het (klein)kind;
  • op het moment van premiebetaling hoeft het (klein)kind nog niet invalide te zijn. Gelet op de medische prognoses moet het (klein)kind wel invalide zijn op het moment dat de termijnen aan het meerderjarig (klein)kind toekomen.

In de wet is geen maximumbedrag opgenomen dat als lijfrentepremie in aanmerking mag worden genomen. Dit wil echter niet zeggen dat de premie onbeperkt aftrekbaar is. Doelstelling van de wetgever is om de opbouw van een voorziening waarmee de kosten van levensonderhoud van het invalide kind kunnen worden bestreden fiscaal te faciliëren. Het onderhoudskarakter staat dus voorop. Voor de bepaling van de hoogte van de aftrek moet onder andere rekening worden gehouden met de levensstandaard van de ouders. De premie of koopsom voor een lijfrente ten behoeve van een meerderjarig invalide (klein)kind beïnvloedt de lijfrenteaftrekruimte (jaarruimte, reserveringsruimte et cetera) niet.

De invalide kindlijfrente wordt gesloten door de ouder, stiefouder, grootouder of pleegouder van een invalide kind.
Onder een kind wordt hier derhalve ook een kleinkind verstaan. De termijnen van deze lijfrente mogen niet eerder aan het kind toekomen dan nadat het de 18-jarige leeftijd heeft bereikt. De reeks uitkeringen mag uitsluitend eindigen bij het overlijden van het kind.

In tegenstelling tot de overige toegestane lijfrentevormen geldt voor de hoogte van de premie die voor aftrek in aanmerking komt, geen cijfermatig maximum. Het ontbreken van een cijfermatig maximum betekent nog niet dat willekeurig elk bedrag voor aftrek in aanmerking komt. Beoogd is om de faciliteit niet verder te doen strekken dan nodig is om een voorziening op te bouwen waarmee de kosten van levensonderhoud van het invalide kind kunnen worden bestreden. Voorziet het kind zelf (gedeeltelijk) in de kosten van levensonderhoud, dan heeft dit invloed op het maximaal aftrekbare bedrag. Er hoeft echter niet te worden uitgegaan van een norminkomen van het invalide kind op minimumniveau. Er dient tenminste rekening te worden gehouden met de levensstandaard van de ouders.

Daarnaast moet het feit dat aan de invaliditeit extra kosten zijn verbonden, worden meegewogen. Het is niet de bedoeling dat deze faciliteit vermogensvorming ten behoeve van invalide kinderen stimuleert. Het onderhoudskarakter staat voorop, niet de vermogensoverheveling.

De omzetting van een invalide kind lijfrente in bijvoorbeeld een oudedagslijfrente leidt tot een negatieve uitgave. De achtergrond hiervan is dat het gaat om een specifieke lijfrentevorm, waarvoor geen getalsmatige aftrekbeperking geldt.

(bron fja)