Stamrechtvrijstelling, tegen wil en zonder dank.

Gouden handdruk schadeloosstellingTen aanzien van een specifiek punt met betrekking tot het toekennen van stamrechten, te weten de situatie dat een werkgever niet mee wenst te werken aan het toekennen van een stamrecht, heeft de staatssecretaris in september 2008 het volgende besloten:

In de praktijk komt het voor dat een werkgever bij ontslag van een werknemer niet bereid is mee te werken aan een ontslagvergoeding in de vorm van een stamrecht, maar slechts bereid is tot het betalen van een éénmalige afkoopsom in geld. Op grond van de wettekst is de medewerking van de werkgever echter wel vereist voor toepassing van de stamrechtvrijstelling.

Niettemin vond de staatssecretaris het nodig ook in die gevallen de werknemer de mogelijkheid te bieden gebruik te maken van de stamrechtvrijstelling. De staatssecretaris keurt dus goed dat de stamrechtvrijstelling ook zonder de medewerking van de werkgever in ontslagsituaties wordt toegepast. Maar hij stelt wel voorwaarden. Bij Lees meer staan die voorwaarden.

Meer weten over stamrechten en wat daarmee wel niet te doen? Lees de relevante informatie op onze website of neem via deze link contact met ons op.

De voorwaarden van de staatssecretaris :

– de werkgever betaalt de afkoopsom aan de werknemer uit tegen de uitdrukkelijke wil van de werknemer in;
– de werknemer toont aan dat hij aan de werkgever kenbaar heeft gemaakt dat hij gebruik wenste te maken van de stamrechtvrijstelling, vóórdat de afkoopsom door hem werd ontvangen;
– de werknemer toont aan dat hij binnen drie maanden nadat hij de afkoopsom heeft ontvangen initiatieven heeft ondernomen om de afkoopsom alsnog aan te wenden als koopsom voor een stamrecht;
– de uitkeringen uit het stamrecht worden beschouwd als loon in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Wet LB, in de vorm van inkomsten uit vroegere arbeid;
– als het stamrecht wordt ondergebracht bij een verzekeraar in de zin van artikel 19a, eerste lid, onderdeel d, van de Wet LB, wordt deze verzekeraar voor de toepassing van artikel 23a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 beschouwd als degene van wie het stamrecht is bedongen;
– de verzekeraar van het stamrecht verklaart schriftelijk tegenover de inspecteur die bevoegd is ten aanzien van de werknemer, dat hij ermee akkoord gaat dat het recht wordt gelijkgesteld met een stamrecht als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet LB;
– ter zake van de verwerving van het stamrecht wordt voor de loonheffingen en inkomstenbelasting geen enkele aftrek op het inkomen toegepast.
– de eventueel ingehouden loonheffingen kunnen op het moment dat deze via een aanslag of bezwaar tegen de inhouding worden terugontvangen van de Belastingdienst alsnog worden gebruikt als aanvullende koopsom voor het stamrecht indien deze aanvullende koopsom bij de verzekeraar wordt gestort binnen een termijn van drie maanden na de terugontvangst van de loonheffingen.

De toepassing van deze goedkeuring mandateert de staatssecretaris aan de bevoegde inspecteurs van de belastingdienst, aan wie ook de verzoeken kunnen worden gericht.