Jaarruimte opruimen

De man trekt € 612 aan lijfrentepremie af in zijn IB-aangifte 2004. De inspecteur weigert de lijfrentepremieaftrek, omdat de man geen berekening van de jaarruimte heeft overlegd. Rechtbank Haarlem stelt de inspecteur in het gelijk. Hoewel de man een brief met daarin de gegevens over de jaarlijkse pensioenaangroei over 2004 heeft overlegd aan de rechtbank, heeft hij niet de benodigde bewijsstukken overlegd waaruit het pensioentekort blijkt. De man gaat in beroep bij Hof Amsterdam.

Tijdens de behandeling van het beroep overlegt de man alsnog de vereiste bewijsmiddelen waaruit het pensioentekort blijkt. De inspecteur accepteert vervolgens de lijfrenteaftrek.

Uit deze uitspraak blijkt dat voor het in aftrek kunnen brengen van een lijfrentepremie de belastingplichtige het pensioentekort daadwerkelijk moet aantonen. Hij moet met de noodzakelijke gegevens de berekening van dit tekort aannemelijk maken.
Wilt u nog even nauwkeurig kijken Hieronder nog even wat saaie details over factor A en het terugnemen van een lijfrenteaftrek.

Twijfelt u over de lijfrenteaftrek? Laat ons er ook even naar kijken. Voor u het weet staat u voor het hekje. We hebben hier trouwens al vaker over alle aspecten van de jaarruimte geschreven.

Het (eventueel moeten) terugnemen van de lijfrentepremieaftrek en bijbehorend rendement
ingeval van optimaliseren van een ensioenovereenkomst is geregeld in artikel 3.133, tweede lid,
onderdeel k Wet inkomstenbelasting 2001.

Factor A
Een pensioenuitvoerder is verplicht om eens per jaar, binnen 10 maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de pensioenaangroei betrekking heeft, de pensioenverzekerde een overzicht te verstrekken met daarop de pensioenaangroei van het voorafgaande jaar (factor A). De opgegeven
factor A heeft alleen betrekking op de extra pensioengevende diensttijd in het voorafgaande jaar en niet op bijvoorbeeld inkoop en inhaal van pensioen als deze inkoop/inhaal ziet op diensttijd voorafgaand aan het kalenderjaar.

Als een belastingplichtige pensioenaanspraken in enig jaar inkoopt of inhaalt, zal hij bij het berekenen van de reserveringsruimte wél rekening moeten houden met deze inkoop/inhaal als deze inkoop/inhaal betrekking heeft op diensttijd van een in te halen kalenderjaar. Als gevolg van de inkoop/inhaal neemt de hoogte van het ouderdomspensioen toe en zo ook de factor A voor het jaar waarop de inkoop/inhaal betrekking heeft.

Het op individuele basis inkopen/inhalen van pensioen kan tot gevolg hebben dat een belastingplichtige achteraf in enig jaar te veel lijfrentepremie in aftrek heeft gebracht. Dit heeft voor de belastingplichtige het nadelige gevolg dat het deel van de premie dat achteraf ten onrechte in aftrek is gebracht en het daarbij behorende rendement als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in de belastingheffing wordt betrokken en dat revisierente hierover is verschuldigd.
Als echter sprake is van een collectieve pensioenverbetering dan hoeft de belastingplichtige, als blijkt dat hij door de verbetering in het verleden te veel aan lijfrentepremie heeft afgetrokken, geen negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen en revisierente in aanmerking te nemen.
Voorwaarde is wel dat de collectieve pensioenverbetering een reële situatie moet betreffen. (bron FJA)