Dringende dwingende verplichtingen

Echtscheiden kan fiscaal best vriendelijk worden gedaan. Sommige uitkeringen zijn namelijk fiscaal aftrekbaar. Jammer is hooguit dat het verdelen van de huwelijksgoederengemeenschap geen aftrekpost oplevert voor de inkomstenbelasting.

Welke uitkeringen zorgen voor een aftrekpost?

  1. Uitkeringen uit dringende morele verplichtingen
  2. Alimentatieverplichtingen (ook samenwoners)

Uitkeringen uit dringende morele verplichtingen

Het is mogelijk uitkeringen uit een dringende morele verplichting tot levensonderhoud af te trekken van het inkomen. De wet stelt aan deze aftrek wel voorwaarden:

  • de bedragen moeten in rechte vorderbaar zijn; en
  • berusten op een dringende morele verplichting; en
  • voorzien in het levensonderhoud; en
  • het moet gaan om uitkeringen waarvan de genieter geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn of in de tweede graad van de zijlijn is.

Als aan deze voorwaarden is voldaan, kunnen de betaalde bedragen als onderhoudsverplichting in aftrek worden genomen. Niet aftrekbaar als onderhoudsverplichting zijn uitkeringen aan bloed- of aanverwanten in de rechte lijn (ouders, ouders van partner) of in de tweede graad van de zijlijn (broers en zussen, broers en zussen van partner) of aan personen die tot het huishouden van de belastingplichtige behoren.

Alimentatieverplichting 

Als er daarnaast een alimentatieverplichting is overeengekomen, leidt de betaling van de alimentatie bij de betalende partij wel tot een aftrekpost en bij de ontvangende partij tot een belastbaar inkomensbestanddeel. Voor de afkoop van de alimentatie geldt in principe hetzelfde.

Alleen als de afkoop plaatsvindt door middel van een alimentatielijfrente wordt de belastingheffing bij de ontvangende partij uitgesteld: de alimentatielijfrente termijnen zijn belast en niet de ontvangst van het recht op alimentatielijfrentetermijnen. De alimentatielijfrente moet direct na ingang gaan uitkeren.

Hieronder tevens de achtergronden uit een praktijkgeval:

Geen aftrek van aanvullende alimentatie

Hof Amsterdam 12 januari 2009, nrs. 2007/00636 tot en met 2007/00639

X en Y zijn gescheiden. X heeft de alimentatieverplichting afgekocht door het betalen van een koopsom ineens. De koopsom is verrekend met de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen. Omdat het Y niet lukt haar deel van de toegescheiden goederen te verkopen, acht X zich moreel verplicht aanvullende bedragen aan Y te verstrekken. X en Y komen dit overeen in twee aanvullende echtscheidingsconvenanten (1997 en 2001). X trekt de aanvullende betaalde bedragen (1998-2001) af van zijn inkomen. De inspecteur weigert de aftrek en legt navorderingsaanslagen op.

X gaat, nadat Rechtbank Haarlem de vorderingen afwijst, in beroep bij Hof Amsterdam. X moet, aldus het hof, bewijzen dat er sprake is van een dringende morele verplichting tot bijdrage in het levensonderhoud van Y. Deze verplichting moet voor Y afdwingbaar zijn en de bedragen moeten zijn betaald. Het hof oordeelt dat X niet slaagt in dit bewijs en wijst het beroep af. X kan de betaalde bedragen niet als zijnde een ‘dringende morele verplichting’ aftrekken. (bron FJA)