Fiscale meeëter

Stel er is in 2005 een gerichte lijfrenteverzekering afgesloten. De premies is steeds in aftrek gebracht op het inkomen. Nu is er  contant geld nodig en wordt besloten de lijfrente af te kopen. In totaal is er gedurende vijf jaar een bedrag van € 8.000 in aftrek genomen. De lijfrenteverzekering heeft op dit moment een waarde in het economische verkeer van € 5.000. Hoeveel inkomstenbelasting moet worden betaald?

Voor lijfrenten waarop de Wet inkomstenbelasting 2001 van toepassing is, geldt dat bij afkoop negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen. De in het verleden genoten lijfrentepremieaftrek wordt teruggenomen en hierover is inkomstenbelasting verschuldigd. In beginsel is er inkomstenbelasting verschuldigd over de in het verleden in aftrek genomen premies en het daarover behaalde rendement. Deze waarde komt overeen met de waarde in het economische verkeer van de lijfrenteverzekering en is doorgaans gelijk aan de afkoopwaarde, in dit geval € 5.000.

Als de lijfrente op het moment van afkoop nog niet is ingegaan en het totaalbedrag van de afgetrokken premies meer bedraagt dan de waarde in het economische verkeer, moet het totaalbedrag aan afgetrokken premies als negatieve uitgaven in aanmerking worden genomen. Dit wordt wel de minimumwaarderingsregel genoemd. Dit betekent dat er € 8.000 in aanmerking zal moeten nemen als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen.

Vanaf 1 januari 2010 wordt bij afkoop van een lijfrenteverzekering door de verzekeringsmaatschappij in beginsel 52% loonheffing ingehouden. In de aangifte inkomstenbelasting geeft relatie de afgekochte lijfrente en de ingehouden loonbelasting op in de volgende rubriek: ‘AOW, pensioen, WAO, WIA, WW, Anw, bijstand of een andere uitkering, zoals lijfrente-uitkeringen of afkoopsommen die onder de loonheffing vielen‘. Wees daarnaast bedacht op de revisierente.

Afkoop kleine lijfrentes is gelukkig minder heftig

Stel dat relatie niet € 8.000 aan lijfrentepremies heeft betaald en afgetrokken, maar € 5.000, en dat de lijfrenteverzekering op het moment van afkoop € 3.000 waard is. De waarde in het economische verkeer van de lijfrenteverzekering is dan lager dan € 4.146 (bedrag 2010), zodat relatie gebruik kan maken van de ‘regeling afkoop kleine lijfrenten’. De afkoopsom van de lijfrente, € 3.000, wordt in dat geval aangemerkt als de uitkering van één reguliere lijfrentetermijn. Omdat fiscaal sprake is van de uitkering van een lijfrentetermijn, is relatie in dit geval geen revisierente verschuldigd en is de minimumwaarderingsregel niet van toepassing. Ook de verzekeringsmaatschappij behandelt de afkoop van een kleine lijfrente als de uitkering van één lijfrentetermijn en houdt volgens het progressieve tarief loonbelasting in. (bron FJA)