De positie van de partner van het DGA pensioen in eigen beheer

Huiselijke twistDe mogelijkheden voor de DGA om vanaf 1 januari 2017 te gaan profiteren van de uitfasering van de opbouw in eigen beheer van het pensioen, kent veel financiële voordelen. de partner van de DGA kan echter wel flink benadeeld worden. Hieronder (een bewerkte) uitleg welke mogelijkheden er voor die partner zijn.

Er zijn voor de DGA fiscaal gefaciliteerde mogelijkheden van het fiscaal geruisloos afstempelen van de pensioenaanspraak, gevolgd door een afkoop of het omzetten in een oudedagsverplichting, kunnen ook de (afgeleide) pensioenrechten van de partner van de dga worden verlaagd. Dit gaat over de partner wordt gesproken en de gewezen partner. Het wetsvoorstel voorziet in de voorwaarde dat die partner uitdrukkelijk moet instemmen met de door de dga beoogde beëindiging van het pensioen in eigen beheer. Met deze voorwaarde worden primair de rechten van de partner beschermd terwijl tegelijkertijd wordt zekergesteld dat de partner zich bewust is van de gevolgen van het afstempelen van de pensioenaanspraak, gevolgd door een afkoop of een omzetting in een oudedagsverplichting. Voor het partnerpensioen is in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding reeds geregeld dat een dga hierover geen afspraken kan maken zonder toestemming van de partner. Voor het ouderdomspensioen is een dergelijke wettelijke bepaling er echter niet. Om die reden werd voorgesteld een dergelijke voorwaarde nu in de wet op te nemen.

Het is uiteraard aan de partner om die toestemming ook daadwerkelijk te verlenen. Als er sprake is van goede afspraken dan wel een passende compensatie voor het verlies aan rechten door de partner, zal een partner geen belang hebben bij het weigeren van toestemming. De beëindiging van het pensioen in eigen beheer heeft voordelen en kan daarmee dus ook een belang voor de partner hebben. Zo maakt bijvoorbeeld het vervallen van de dividendklem dividenduitkeringen weer mogelijk waardoor het gezinsinkomen verhoogd kan worden. Daarnaast kunnen, net als bij een scheiding, afspraken worden gemaakt om bijvoorbeeld het aan de partner toekomende deel van de waarde van het pensioen bij een professionele verzekeraar onder te brengen. Verder kan de partner compensatie eisen via bijvoorbeeld aanvullende huwelijkse voorwaarden.

Het is noodzakelijk dat de dga aan de Belastingdienst kenbaar maakt dat de partner of de gewezen partner van de dga heeft ingestemd met een wijziging in het pensioen in eigen beheer. Daarom zal de dga de Belastingdienst moeten informeren indien hij gebruik heeft gemaakt van een van de opties voor een gefaciliteerde beëindiging van het pensioen in eigen beheer. Deze informatieverplichting is geen verzoek tot toepassing van de fiscaal gefaciliteerde beëindiging van het pensioen in eigen beheer, maar een voorwaarde waaraan moet worden voldaan als hiervan gebruik wordt gemaakt.

Er zullen echter gevallen voorkomen waarbij de partner niet instemt en het pensioen in eigen beheer derhalve niet beëindigd kan worden. De opgebouwde pensioen in eigen beheer-rechten zullen dan worden bevroren. We hebben dan een flinke echtelijke twist te pakken dus het blijft zorgvuldig manoeuvreren. Zorg dus als DGA dat de partner grondig en uitgebreid wordt ingelicht over de toestemming die hij/zij geeft aan de wijziging.

Interessant in dit kader is ook de beantwoording van de vragen vanuit de Tweede kamer over de bijzondere positie van de partner. Kamerstukken 1 juli 2016

https://www.doorneweerd.nl/wp-content/uploads/2017/01/Pensioenverzekering-DGA.mp3
(Tips en informatie rondom de pensioenverzekering voor de DGA. 13 minuten.)

Positie van de partner

Tijdens het AO zijn door alle aanwezige Kamerleden vragen gesteld over de positie van de partner in het kader van de mogelijke veranderingen aan het PEB. Zo vraagt de heer Omtzigt naar de situatie waarin de echtgenoot of ex-echtgenoot geen enkel belang heeft bij het instemmen met een wijziging en daarom in een onderhandelingssituatie met de DGA een verdeling van de oudedagsvoorziening in een andere verhouding dan 50/50 – in zijn voorbeeld dan 60/40 ten gunste van de partner – zal eisen. Hij vraagt of in dat geval sprake kan zijn van een schenking voor de schenkbelasting.

Ook vraagt hij of aan de kant van de DGA dan gedeeltelijk sprake is van afzien van zijn eigen pensioenrechten waardoor over dat gedeelte revisierente verschuldigd zou kunnen zijn.

Verder wil de heer Omtzigt weten of mijn toezegging om voor het oudedagssparen in eigen beheer (OSEB) iets te regelen in het kader van de pensioenverevening ook geldt voor de spaarvariant. De heer Bashir stelt dat een ex-partner er uiteraard niet mee akkoord zal gaan als zijn pensioenaanspraak verkleind wordt. De heer Van Weyenberg vraagt of de partner in het kader van een door de DGA gewenste uitfasering (met afkoop of spaarvariant) de “showstopper” zou kunnen zijn. Hij vraagt wat er gebeurt wanneer de partner definitief niet mee wil werken en instemming weigert.

Bovenstaande vragen gaan alle over de mogelijke nadelige gevolgen van het moeten geven van toestemming door de partner bij beëindiging van het PEB door afkoop of een overstap naar de spaarvariant. Voordat ik hierop inga, hecht ik er echter aan te benadrukken dat het moeten geven van toestemming door de partner ook een andere (positieve) kant heeft, namelijk bescherming voor de partner. Als voor beëindiging van het PEB geen toestemming van de partner nodig zou zijn, kunnen de pensioenrechten van de partner verlaagd worden zonder dat de partner zich hier bewust van is. Voor het partnerpensioen is wettelijk reeds geregeld dat een DGA hierover geen afspraken kan maken zonder toestemming van de partner. Voor het ouderdomspensioen is een dergelijke wettelijke bepaling er echter niet. Daarom heb ik eerder ook aangegeven bereid te zijn om te kijken of het OSEB onder een regeling moet vallen die rekening houdt met de belangen van de partner van de DGA bij het ouderdomspensioen. Deze toezegging geldt ook ten aanzien van de belangen van de partner van de DGA bij de spaarvariant. Dit in reactie op de vraag van de heer Omtzigt hierover. Keerzijde van het moeten geven van toestemming door de partner is uiteraard dat een partner deze toestemming kan weigeren. De vraag is echter in hoeverre een partner er belang bij heeft toestemming te weigeren. Als er sprake is van goede afspraken dan wel een passende compensatie voor het verlies aan rechten door de partner, zal een partner geen belang hebben bij het weigeren van toestemming. Hier komt nog bij dat een uitfasering van het PEB ook voordelen heeft en daarmee een belang voor de partner kan hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan

  1. het vervallen van de dividendklem waardoor dividenduitkeringen weer mogelijk worden en
  2. waardoor het gezinsinkomen verhoogd kan worden.
  3. Voor toestemming van de partner kunnen, net zoals bij een scheiding, afspraken worden gemaakt om het aan de partner toekomende deel van de waarde van het pensioen bijvoorbeeld bij een professionele verzekeraar onder te brengen.
  4. Verder kan de partner compensatie eisen via bijvoorbeeld aanvullende huwelijkse voorwaarden. Bij deze compensatie kan bij de grote groep van DGA’s wier PEB-aanspraak commercieel onder water staat, al rekening worden gehouden met de uitspraak van Hof Den Haag in een civielrechtelijke zaak.4 Daarin heeft genoemd hof geoordeeld dat een dekkingstekort bij het PEB evenredig voor rekening van zowel de DGA als diens echtgenoot moet komen. De echtgenoot kan op basis daarvan dus niet meer opeisen dan de DGA zelf uit de bv als oudedagsvoorziening kan verwachten.

Zoals ik in mijn eerdere brieven heb aangegeven, neemt dat echter niet weg dat er gevallen zullen resteren waarbij de partner niet instemt en het PEB derhalve niet beëindigd kan worden. De opgebouwde PEB-rechten zullen dan worden bevroren. Dit is dan ook het antwoord op de vraag van de heer Van Weyenberg naar de partner als definitieve “showstopper”.

Over de vraag van de heer Omtzigt of in geval van een verdeling tussen de partners in bijvoorbeeld een 60/40-verhouding sprake is van een schenking van de DGA aan zijn partner kan het volgende worden opgemerkt. Voordat sprake kan zijn van een belaste schenking dient sprake te zijn van een daadwerkelijke vermogensverschuiving. In de situatie dat tegenover een verlaagde aanspraak op pensioenrechten van de partner van de DGA een passende compensatie staat in de vorm van bijvoorbeeld een aanpassing van de huwelijkse voorwaarden, is van een vermogensverschuiving geen sprake. De compensatie dient juist ter voorkoming van een vermogensverschuiving. Hierbij zij ook opgemerkt dat de kwestie van de verdeling tussen de partners bij scheiding ook nu al speelt onder het bestaande PEB en in zoverre dus losstaat van het uitfaseren.

Wat betreft de vraag van de heer Omtzigt of in geval van een verdeling van de pensioenrechten tussen de echtelieden onderling sprake kan zijn van een gedeeltelijk afzien van de DGA van zijn pensioenrechten, waardoor revisierente verschuldigd zou kunnen zijn, merk ik het volgende op. In de wet staat al een bepaling op grond waarvan in geval van een (echt)scheiding de afkoop- en afziensancties in de loonbelasting niet worden toegepast wanneer het overgedragen deel van de oudedagsvoorziening als oudedagsvoorziening van de partner wordt voortgezet. Het is mijn bedoeling om in de hiervoor genoemde situatie een soortgelijke regeling van toepassing te laten zijn bij afkoop respectievelijk overstap naar de spaarvariant, in het kader van het uitfaseren van het PEB. Dit werkt dan door naar de revisierente waardoor deze rente niet verschuldigd wordt in de door de heer Omtzigt bedoelde situatie.

Premieberekening