Pensioenrichtleeftijden, regelingen en aanspraken


De overheid gaat de pensioenen verder versoberen (de Wet). Ook de AOW wordt flink aangepakt. Dat heeft flinke gevolgen voor veel pensioenregelingen.

Vooral de term “fiscale pensioenrichtleeftijd 67 jaar” is voor de berekening van pensioenaanspraken vanaf 1 januari 2014 van belang.

  1. De pensioenaanspraken tot 1 januari 2014 hoeven niet te worden aangepast aan de verhoogde fiscale pensioenrichtleeftijd.
  2. De pensioenaanspraken vanaf 1 januari 2014 moeten wel worden aangepast aan de verhoogde fiscale pensioenrichtleeftijd 67 jaar. De fiscale pensioenrichtleeftijd wordt per 1 januari 2014 in één keer verhoogd naar 67 jaar. De maximale jaarlijkse pensioenopbouw wordt op deze nieuwe fiscale pensioenrichtleeftijd afgestemd. Voor eindloon wordt de maximale opbouw 1,9% per dienstjaar (was bij 65 jaar 2,0%) en voor middelloon 2,15% (was bij 65 jaar 2,25%). Voor pensioenleeftijden lager dan 67 jaar geldt een actuarieel berekende lagere opbouw per dienstjaar. Voor beschikbare premieregelingen gelden nieuwe premiestaffels.
  3. Een pensioenregeling hoeft niet aangepast te worden aan de verhoogde fiscale pensioenrichtleeftijd.
  4. Een pensioenregeling hoeft niet aangepast te worden aan de verhoogde AOW-leeftijd.

De mogelijke wijzigingen per 1 januari 2015
In het onlangs ingediende wetsvoorstel om de pensioenopbouw verder te versoberen staat dat de AOW- leeftijd na 2015 sneller wordt verhoogd, in 2021 naar 67 jaar.
Daarnaast worden de maximale jaarlijkse percentages voor de pensioenopbouw per 1 januari 2015 met nog eens 0,4% verlaagd. Voor eindloonregelingen bedraagt de maximale jaarlijkse pensioenopbouw dan 1,5% en voor middelloonregelingen 1,75%. De maximale opbouwpercentages voor partner- en wezenpensioen nemen evenredig af. De verlaagde opbouw leidt ook tot aangepaste beschikbare premiestaffels. De fiscale pensioenrichtleeftijd zal in de toekomst naar verwachting verder omhoog gaan. Deze wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting.

Tot slot wordt gesproken om het salaris waarover pensioen mag worden opgebouwd te maximeren tot € 100.000.

Stel online uw vraag en krijg binnen 24 uur reactie. Ook in het weekend!

Bang voor risico?

Pensioenverzekeraars adverteren graag met “pensioen-ZEKERHEID“. Dat voelt goed voor de doorsnee consument. Die is immers huiverig geworden door alle berichten over beleggingen en kiest dus gevoelsmatig veel liever voor garantie. De werkelijkheid is dat diezelfde pensioenverzekeraar (belegger) ook weet dat de doorsnee consument er beter aan zou doen te kiezen minder garantie. Een merkwaardige spagaat.

Dit is duidelijk te zien als een garantiepensioen-uitkomst vergeleken wordt met de risicovollere Lifecycle uitkomst. Die laatste geeft 25% meer pensioen. Zelfs bij  langdurig slechtere economische tijden.

De reden is eenvoudig. Garantie kost premie/rendement. Die premie wordt dus niet gebruikt voor pensioenopbouw maar voor het vermijden van het risico. Hieronder een grafiek waarbij duidelijk is dat een Lifecycle belegging 25% meer pensioenopbouw geeft. Lifecycle lijkt meer voordelen dan nadelen te geven.

Lifecycle belegging

Stel online uw vraag en krijg binnen 24 uur reactie. Ook in het weekend!

Afbouw van de opbouw

Er is een nieuw wetsvoorstel genaamd Wetsvoorstel Witteveen dit jaar ingediend door dit kabinet om de pensioenopbouw aan te passen.

Het uitgangspunt is dat in 40 jaar een maximaal ouderdomspensioen kan worden bereikt van 70% van het gemiddelde loon. De pensioeningangsdatum is de pensioenrichtleeftijd (vanaf 2014 67 jaar). Dit uitgangspunt geldt voor de pensioenopbouw vanaf 1 januari 2015. In 2014 is het uitgangspunt nog dat in 37 jaar een maximaal ouderdomspensioen van 70% van het laatstverdiende loon kan worden gehaald.

Het voorstel is om het maximale opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen bij middelloonregeling verder naar 1,75% te verlagen. Voor een eindloonregeling gaat het maximale opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen naar 1,55% per jaar. Er komt een vergelijkbare aanpassing voor beschikbare premieregelingen. Er komen dus nieuwe premiestaffels.

Het wetsvoorstel past ook de maximale percentages voor de bepaling van het partner- en het wezenpensioen aan. De maximale jaarlijkse opbouwpercentages staan in deze tabel:

opbouw en afbouw

Mocht iemand op het slimme idee komen om dan gebruik te gaan maken van de lijfrenteaftrek. Helaas, die wordt ook verlaagd. Komende weken gaan we hier een paar alternatieven bespreken.

Stel online uw vraag en krijg binnen 24 uur reactie. Ook in het weekend!

Ambitie garanderen?

Het lijkt erop dat pensioenfondsen en verzekeraars op een handige wijze een nieuw pensioensysteem – Defined Ambition – introduceren waarbij de pensioenzekerheden definitief komen te vervallen.

Hoe is het nu geregeld? De huidige pensioenregeling zijn te verdelen in Defined Benefit (DB) en Defined Contribution (DC). DB is toegezegd pensioen en DC is toegezegde premie.

De pijn voor werkgevers zit voornamelijk bij de DB pensioenregelingen. De kosten zijn slecht te voorspellen en de zekerheden die pensioenfondsen en verzekeraars geven zijn boterzacht geworden door de lage rentestand en de stijgende levensverwachting. Het resultaat; kortingen op pensioenuitkeringen en stijgende premies.

De oplossing? Defined Ambition (DA) pensioenregelingen. De werknemers krijgen van de werkgever een pensioen ambitie toegezegd. Dat wordt verkocht als “Voorspelbare kosten voor de werkgever en voorspelbare  pensioenuitkeringen voor de werknemer.”

Maar iets wringt er. Ergens moet de rekening worden neergelegd als de parameters zoals bijvoorbeeld rentestand of levensverwachting veranderen. Mijn intuïtie zegt dat, bij een ambitie pensioenregeling, die rekening uiteindelijk bij de werknemer terecht komt. Alle mooie woorden ten spijt. Ambitie uitspreken, is zeggen dat je je best zal doen, tenzij…

Thurstan Robinson en Erik Schouten van AEGON hebben het uitgelegd in dit verhaal.  DefinedAmbition mei 2013 (pdf). Voor de liefhebbers van pensioentechniek.

Stel online uw vraag en krijg binnen 24 uur reactie. Ook in het weekend!

Failliet gaan aan een te dure pensioenregeling

Pensioenregelingen zijn kostbaar. Menig bedrijf ervaart de gesel van een flink stijgende pensioenregeling momenteel. De prijs van de pensioenregeling is niet alleen de zuivere pensioenpremie voor de opbouw van oudedagspensioen;

  • Veelal zijn de nabestaandenpensioenen separaat verzekerd. Ook hier is in de meeste gevallen geen eigen bijdrage van de deelnemers op van toepassing. Dat geldt ook voor het verzekeren van de wezenpensioenen.
  • De prijs van een pensioenadviseur werd voorheen betaald uit de premies van de pensioendeelnemers. Dat is sinds januari 2013 niet meer toegestaan. De nota komt dus volledig op het bordje terecht van de werkgever.
  • De meeste beschikbare premieregelingen kennen stijgende staffels. Allemaal heel logisch maar met een ouder wordend personeelsbestand, stijgen de pensioenlasten fors.
  • Bij salaris-diensttijd pensioenregeling kunnen aanvullende koopsommen bij individuele waardeoverdrachten, flinke extra lasten opleveren.
  • De tijdsinvestering rondom het nieuw opzetten van een pensioenregeling, onderhoud/verlenging en de  gesprekken met de werknemers en incidentele aanpassingen, zijn elementen die allemaal in ogenschouw moeten worden genomen bij een pensioenregeling.

Pensioen is een groot goed. Maar besteed er als werkgever voldoende aandacht aan. Goede afspraken met de adviseur en de ondersteunende medewerkers in het eigen bedrijf, kunnen de kosten in de hand houden.

Stel online uw vraag en krijg binnen 24 uur reactie. Ook in het weekend!

Vanaf € 100.000,- salaris geen pensioenopbouw meer

Een wetsvoorstel om het Witteveenkader te beperken en om het pensioengevend inkomen te maximeren tot € 100.000 is onlangs ingediend bij de Tweede Kamer. De kritiek op dit aftoppen is niet van de lucht. Wat zijn de gevolgen? Laten we een fictieve Peter Pan opvoeren.

Peter (50 jaar) bouwt bij zijn werkgever jaarlijks 2,25% ouderdomspensioen op. Het pensioengevend salaris van Peter is € 197.000. Dit is gelijk aan de Balkenendenorm. 

De consequenties van het wetsvoorstel voor Peter zijn de volgende:

  • Verlaging per 1-1-2014 met 0,1% (voor middelloon). Dit staat al in de huidige wet en gaat in ieder geval door.
  • Voorgestelde verlaging per 1-1-2015 met 0,4% (voor middelloon).

Als de pensioeningangsdatum van Peter op 65 jaar blijft, betekent dit een actuarieel gekort opbouwpercentage van respectievelijk. 1,84 in 2014 en 1,75 vanaf 2015.

Het aftoppen van het pensioengevend salaris op € 100.000 euro heeft tot gevolg dat Peter vanaf 2015 geen pensioen opbouwt over € 97.000. Dit betekent dat hij ermee rekening moet houden dat hij vanaf 2014 tot zijn pensioendatum in totaal ruim € 13.000 (= 20%) minder pensioen opbouwt. [Read more…] about Vanaf € 100.000,- salaris geen pensioenopbouw meer

Overgangstermijn bruto-netto staffels

Even een brokje techniek voor de liefhebber.

De bestaande pensioenregelingen moeten vóór 1 januari 2015 worden aangepast aan het staffelbesluit uit 2009. Na 1 januari 2015 geldt als uitgangspunt de netto-staffels. Veel bedrijven zijn inmiddels gestart met dit lastige traject. Het vereist veel creativiteit om de kosten voor elke onderneming binnen de perken te houden en de werknemers tevreden. Pensioencommunicatie is het toverwoord.

Er zijn zijn ook nu in 2013 al belangrijke zaken om rekening mee te houden.

Zoals aangegeven in het besluit van 21 december 2009, nr. CPP2009/1487M eindigt de overgangstermijn voor het gebruik van bruto-staffels in een beschikbare-premieregeling op 1 januari 2015. Partijen die tot 1 januari 2015 gebruik willen blijven maken van bruto-staffels, moeten in verband met de verhoging van de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar per 1 januari 2014 hun premiestaffels aanpassen. De uiterlijk tot 1 januari 2015 te gebruiken bruto-staffels gebaseerd op een pensioenleeftijd van 67 jaar zijn opgenomen in bijlage VI C van het besluit van 12 februari 2013, nr. BLKB2013/43M

Stel online uw vraag en krijg binnen 24 uur reactie. Ook in het weekend!

Van Box 3 naar Box 1 voor 1 april 2013

Let op de KEW-clausule te plaatsen vóór 1 april 2013

Het komt voor dat belastingplichtigen een box 3-kapitaalverzekering sluiten voor de aflossing van hun eigenwoningschuld. Enige tijd na aanvang van de kapitaalverzekering, als in box 3 het heffingvrije vermogen is overschreden, wordt alsnog een KEW-clausule op de polis geplaatst en verhuist de polis naar box 1. Omdat het vanaf 1 januari 2013 niet meer mogelijk is een nieuwe KEW af te sluiten, komt ook de mogelijkheid om op al bestaande kapitaalverzekeringen een KEW-clausule op te nemen, te vervallen. Voor deze situatie is ruimer overgangsrecht opgenomen.

Belastingplichtigen met een al bestaande kapitaalverzekering krijgen tot 1 april 2013 de tijd deze kapitaalverzekering als een KEW aan te merken. Zij hoeven dus niet nu al actie te ondernemen, maar kunnen wachten tot de plannen definitief zijn aangenomen. Voor kapitaalverzekeringen die zijn afgesloten voor 14 september 1999 en die met de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 onder overgangsrecht zijn gaan vallen, wijzigt er niets.

Voor deze kapitaalverzekeringen geldt in box 3 een bezittingsvrijstelling en ze geven recht op een uitkeringsvrijstelling. Deze kapitaalverzekeringen hoeven dus niet te worden aangepast. Is de wens om deze bestaande kapitaalverzekering wel om te zetten in een KEW, SEW of BEW, dan moet dit voor 1 april 2013 gebeuren.

AOW toeslag verdwijnt (ook bij bestaande gevallen)

Het verdwijnen van de AOW toeslag staat al in de wet; heel lang geleden aangenomen in het parlement. Nu is  de AOW toeslag nog inkomensafhankelijk.

De eerste verandering is klein maar voor veel mensen is het een belangrijke wijziging. Vanaf juli 2014 vervalt de toeslag bij een inkomen van meer dan € 50.000,- bij bestaande gevallen. Er komt wel een overgangsregeling maar hoe die eruit ziet daar is nog niets over bekend.

Vanaf 2015 vervalt definitief de AOW toeslag.

Stel online uw vraag en krijg binnen 24 uur reactie. Ook in het weekend!